Voorjaar 1934 in Krimpen a/d Lek, wat ik daar zag en hoorde.

Uit de Schoonhovense Courant van 10 februari 1934

Krimpen a/d Lek is ontwaakt uit zijn slome winter doezel. De sneeuw en de vorst hebben hun koffers gepakt en zijn met de noorderzon vertrokken. Alles is lichter, is vrolijker geworden. Nog is er geen nieuw groen te bespeuren, maar dat duurt niet lang meer. Het is een van die veelbelovende dagen, die februari geven kan. – fluitende vogels, nieuw-opbruisende levenskracht en over dit alles heen de fonkelende, lachende zon.

In de natuurlijke wereld is de zon opgegaan, een nieuw dan, die van de winter, helaas, in de winter van de nijverheid is zij nog niet op. De gouden tijd, van de onbezorgde voorspoed is nog niet weergekeerd. De gesel van de malaise heeft ook dit Krimpen gestriemd, onbarmhartig gestriemd. En ik denk hierbij aan een gesprek dat ik deze week had met een Krimpenaar, die van zijn jeugd af daar gewoond had. Somber staarde hij in zijn grauwe pijpensmook, die opkronkelde tegen de door de zon bespeelde muur, waarin de stofjes in uitgelaten voorjaarsstemming dartelden.

Meneer, zei hij, en de uitdrukking van zijn gezicht vergeet ik niet meer – Krimpen a/d Lek heeft met zichzelf afgerekend.

Nou, nou probeerde ik hem te troosten, is dat niet al te zwartgallig bekeken? Ze zullen er toch niet allemaal zo over denken.

Laat ik je vertellen, antwoordde hij en zijn stem trilde, als de crisis niet gauw verbetert, als hier de nijverheid terugkeert, dan … hoeft er over Krimpen niet meer gepraat te worden. Ja, dat gelooft u nou niet, maar ik, die van kinds af hier gewoond heb, weet wel beter. U zal, toen u hier kwam, wel op die bedrijven gelet hebben, en daaruit de conclusie getrokken hebben, dat Krimpen a/d Lek welvarend zou zijn. Dat is gezichts-bedrog. Neem bijvoorbeeld eens die grote scheepswerf van J. en K. Smit wat voor werk is daar vroeger niet op verricht! Toen een en al bedrijvigheid … nu … ligt het bedrijf helemaal stil.

Daarna heb je de houthandel van Boogaerdt, die dan nog wel behoorlijk werkt. Maar verder de machine-fabriek van Capelle, die zijn arbeiders half loon uitbetaalt, waardoor zijn bedrijf nog gaat. De houthandel van L. C. Groeneveld – maar wat hoef ik door te gaan, ’t is allemaal even beroerd, alles loopt op zijn end …

Maar als iedereen in de gemeente de hand eens aan de ploeg sloeg, als ieder zijn steentje bijdroeg, en de regering hielp met subsidie … zou dan? … veronderstelde ik …

De regering geeft geen subsidie meer om de gemeente op te kalefateren. Wij hebben de minister gevraagd ons onder de noodlijdenden te rekenen, het antwoord is er nog niet, maar dat zal wel bevestigend luiden. Eigenlijk zijn we al lang noodlijdend, onze begroting sloot al lang niet meer, we konden niets uitvoeren of Gedeputeerde State tikken ons op de vingers met de mededeling, dat we er af moesten blijven.

En zodoende waren jullie genoodzaakt alles bij het oude te laten, meende ik.

Ja, dat is zo, en er viel zo veel te veranderen! En echt waar, het zou niet aan ons gelegen hebben. Want al mocht er dan eens wrijving in de raad geweest zijn, toen de nood aan de man kwam was het doel van allemaal: de gemeente er weer zo gauw mogelijk boven op helpen.

Eensgezind heeft de raad plannen tot verbetering gemaakt, en onveranderlijk hebben Ged. Staten ze afgekeurd. Wij hadden geen geld, dus konden we niets doen. Daardoor heeft men ook nog niet de hand weten te leggen aan de nieuwe weg, die als werkverschaffing zou uitgevoerd worden.

Ook afgeketst? Vroeg ik deelnemend

Hij kijkt somber.

Je moet begrijpen: een nieuwe weg was het niet, die aangelegd zou worden, het plan was om de Tiendweg te verbreden tot een weg van 15 m. Tevens zou hij zo gelegd worden, dat hij vanaf de Schoolstraat zou lopen tot de dijk bij Krimpen a/d IJssel. Een heel karwei dus. Maar nu komt het mooiste: de raad had het plan met algemene stemmen goedgekeurd, even zo de minister, we rekenden al op subsidie … toen kwam het bericht binnen van Gedeputeerden, dat zij het niet konden toestaan. En we zaten met onze gebakken peren.

Door het door de zon beparelde venster keek ik naar buiten. Het zomerse weer had overal mensen naar buiten gelokt. De Rijsdijk, vervuld met nieuw leven, lag genoeglijk te glunderen. De paarden voor de bakkers-en groentewagens hinnikten verwonderd om zich heen. De slagersjongens floten, om het er bij af te leggen, kinderen kakelden, de grote mensen glimlachten.

Meneer vervolgde mijn gastheer, alles draagt hier het teken van verval, kijk maar eens naar de Dorpsstraat. Die zou eens grondig nagekeken moeten worden. En vooral waar hier het verkeer nogal druk is. Maar er komt natuurlijk niets van. Alles ligt hopeloos door elkaar.

Neem me niet kwalijk maar bij mijn wandeling door het dorp heb ik toch genoeg dingen gezien, waardoor het aanzien van Krimpen a/d Lek verfraaid wordt, interrumpeerde ik.

Hij haalde mistroostig zijn schouders op.

‘Allemaal nog overblijfselen uit de goede oude tijd, toen er niet op geld gekeken werd. Vroeger toen Krimpen welvarend was, werd hier, om zo te zeggen met het geld gesmeten. Het is geen praatje, maar het leek soms wel of het niet op kon. Een sterk staaltje daarvan is het postkantoor.

‘Ja, dat heb ik gezien, merkte ik op, ik heb het staan bewonderen. Dat zal geld gekost hebben.

Nou het hele geval heeft meer dan 100.000 gulden gekost, dat moet je niet wegcijferen. Nu zouden ze niet weten waar ze het vandaan moeten halen.

Toen ging dat zo maar. Wat hebben we nou nog? Je kan gewoon zeggen dat het een totale mislukking geworden is. Het is al afgedaald tot een hulppostkantoor. Gedeeltelijk wordt het bewoond door de burgemeester, hier gaan onze duiten. Daarentegen is het gemeentehuis ’n monster van lelijkheid. Een keer was er brand in, en algemeen werd de verzuchting geslaakt, dat het maar afbanden zou. Natuurlijk gebeurde het niet, onkruid vergaat niet.

Hij zuchtte weer en staarde peinzend voor zich uit.

‘Toch is hier heel wat nieuwbouw, waagde ik nog, dat kan niet ontkend worden’.

‘Daar heb je wel gelijk in, was het antwoord, maar van gemeentewege wordt er niks gebouwd. Getuige daarvan is de Christelijke School aan de Schoolstraat, prachtig in één woord, moderne stijl. De pastorie van de Hervormde Kerk is ook niet mis. Die is nog niet klaar, maar als het eenmaal zover is, kan zij gerust tot een van de mooiste uit de hele omtrek gerekend worden. Om op de kerk terug te komen, daarin is ook nog iets interessants te zien.

Zo, vroeg ik, ik ben nieuwsgierig, wat voor een wonder daar te kijk ligt.

Zo iets geweldigs is het nou niet, maar in ieder geval toch wel aardig vooral voor iemand, die van geschiedenis houdt. Er is in de kerk namelijk een hekwerk, waarop een afbeelding van de walvisvangst. Je moet weten dat vroeger uit Krimpen a/d Lek ook veel lui ter walvisvaart trokken. Dat wist je zeker niet.

‘Nee, moest ik erkennen. Geen flauw vermoeden van. Bezit deze nederzetting nog meer van die geschiedkundige merkwaardigheden?’

‘Laat ik eens kijken, de Krimpenaar fronste in diep nadenken zijn voorhoofd, het enige wat ik me kan herinneren, is dat vroeger in de middeleeuwen de Rotterdammers optrokken om de Schoonhovelingen af te dekken, wat hun ook gelukte’. Maar op hun terugtocht door Krimpen kregen ze van ons klop. Maar dat vertel ik zo maar eens tussendoor.

De walvisvangst is natuurlijk helemaal verlopen, wel heb je hier achter het zalmrokersbedrijf, daarvan kan als merkwaardigheid genoemd worden, dat hier de grootste zalm van Europa kort geleden is aangevoerd.

‘Zo merkte ik lachend op, dus Krimpen is nog wel de moeite van een bezoek waard’

Ik zou anders niet weten, wat je hier zoeken moet, klonk het sceptisch van de overkant. Want ik heb je wel verteld van de grote bedrijven, die een kwijnend bestaan hebben, maar dit geldt veel meer voor de klein-industrie, die hier rijkelijk vertegenwoordigd is. Om maar eens op te noemen zijn er schop-en borstelhoutjes-makers en tal van klein houthandelaars. Als er lui zijn die het hard te verantwoorden hebben zijn zij het wel. Toen het met de grote bedrijven goed ging, hadden zij al moeite om het hoofd boven water te houden. Dat zegt al genoeg.

Dan veronderstel ik, zei ik dat hier in verband met de crisis in de metaalindustrie, die hier het hoofdmiddel van bestaan is, ook wel een lief aantal werklozen zal zijn. Van de scheepswerf van Smit zijn er alleen wel een paar honderd.

In het geheel zijn er misschien omstreeks 400. En daar wordt zo goed als niks voor gedaan. Niet dat de gemeente niks doen wil, daar niet van. Het geval met die aan te leggen weg, is al een voorbeeld genoeg, hoe hier alles in het werk gesteld wordt, om die mensen lonende arbeid te laten verrichten.

Maar Gedeputeerden … enfin, daar praten we maar niet over.

Maar van rijkswege zullen ze toch wel ergens aan het werk gezet worden, veronderstelde ik, tenminste, iedere gemeente levert zo zijn jaarlijkse bijdrage voor dat doel.

Hij die van kindsbeen af in Krimpen a/d Lek had gewoond keek nu heel ernstig.

Ja, dat hebben wij ook gehad, antwoordde hij bitter. Rijkswerkverschaffing! Er is een ploeg werklozen gegaan naar Staphorst om graafwerk te verrichten. Nota bene, fabrieksarbeiders die graafwerk moeten doen. Ik zal u de gehele geschiedenis niet vertellen. Ik zal volstaan met mee te delen, dat toen ze er een poosje waren, de raad, onverschillig van welke richting of partij, met algemene stemmen besloten heeft, om een verzoek-schrift aan de minister te zenden, teneinde de te werkgestelden terug te roepen. Voor een loon, waarvoor ze zich nauwelijks konden voeden, moesten ze de hele dag de grond omgraven. De minister heeft dat verzoek toen ingewilligd. Mede door de gedachte, dat ze aan het werk gesteld zouden worden bij de verbreding van de Tiendweg. Maar nu dat niet is doorgegaan, zitten ze. Een tijd geleden hebben ze de begraafplaats nog uitgebreid, maar nu is er niks meer, of liever: er is nog genoeg, maar geen geld!

Van het geld hangt alles af, moest ik toegeven. Maar aan de ene kant is het toch eigenlijk niet zo slecht geweest, dat jullie in de gulden tijd niet op een dubbeltje gekeken hebben. Want daardoor zijn er dingen tot stand gekomen, die anders misschien wel eeuwig achterwege gebleven zouden zijn.

Daar steekt veel waars in, antwoordde de Krimpenaar goedkeurend, al die straten met nieuwe huizen, die je wel gezien zal hebben, zijn dan ook in die tijd aangelegd. En dat is zo dom niet. Ik heb al verteld, dat de gemeente zelf niet meer bouwt, particuliere grond is er voldoende verkrijgbaar, dat ligt bij de Schoolstraat te koop voor ƒ 2,50 per m². Maar toch denk ik, als de boel toen wat zuiniger beheerd was, de zaken niet ze scheef gelopen zouden zijn. Krimpen a/d Lek schijnt nou altijd iets bijzonders geweest te zijn. Vroeger, toen alles nog goed ging, had je ieder ogenblik geharrewar in de raad, in de loop van de tijd werd dat gesust, waarop de kwestie met die 1e openbare school volgde.

Is dat nog steeds niet in der minne geschikt, informeerde ik, de kranten hebben er indertijd vol van gestaan. Ik dacht wel dat het nu wel zo ongeveer geluwd zou zijn.

Dat kan je begrijpen! riep mijn zegsman hartstochtelijk uit. Daar zal voorlopig, wel geen eind aan te zien zijn. De verhouding tussen het personeel en de ouders van de kinderen is nog allerdroevigst. En de gevolgen blijven niet uit. Het onderwijs zelf lijdt er geweldig onder, dat hoeft niet gezegd te worden, en dan is het een feit, dat de school veel drukker bezocht zou worden, als de verhouding onderling beter was, want de grote meerderheid van Krimpen a/d Lek is voor openbaar onderwijs. Het is kort gezegd een onverkwikkelijke geschiedenis, die zo gauw niet in het reine gebracht zal zijn.

Wat de gemeentelijke eigendommen betreft, zijn we niet slecht af. De stoombrandspuit mag er wezen. Men vindt zo spoedig zijn weerga niet – voor de vuilnisdienst is gezorgd, door een paard en wagen aan te schaffen, iets waar menig ander dorp jaloers op mag zijn – een zwembad hebben we met Lekkerkerk samen, en dat voldoet aan alle eisen – de vereniging het Nut van ’t Algemeen heeft een mooie en uitgebreide bibliotheek. Op de verlichting valt nogal wat aan te merken: voor deze gemeente, en gezien de tijdsomstandigheden is de prijs ervan te hoog. En de verlichting zelf is onvoldoende. Het ontbreekt de gemeente niet aan lichtpunten, maar de stroomtoevoer is te zwak, daar is al meer over geklaagd. En het tarief van het waterleidinggebruik is de laatste jaren bijna verdubbeld, maar dat komt doordat ook Lekkerkerk in het bedrijf is opgenomen zodat dit nu 4 gemeenten omvat: Krimpen a/d Lek, Krimpen a/d IJssel, Ouderkerk a/d IJssel en Lekkerkerk.

Nu komt het belangrijkste punt, zei ik … de belastingen!!!

Daar zijn we gauw mee klaar, meneer antwoordde hij, ze worden tot het uiterste opgeschroefd, ze kunnen niet meer hoger. Als je cijfers weten wilt: 200 opcenten op de personeels, 200 op de inkomsten en 80 op de grondbelasting, en het wordt nog meer. Buiten zong en lachte het uitbottende voorjaar in de dartele zon, een nieuw leven stond weer te beginnen. De natuurlijke zon was boven Krimpen a/d Lek opgegaan, vernieuwd en stralend, misschien dat ook de zon van de nijverheid en de welvaart zich niet lang meer laat wachten.

Uit de Schoonhovense Courant van 10 februari 1934, met dank aan Henk Klip.

Terug naar boven